Alles uit de kast

Terwijl ik naar de training ren, bedenk ik me dat de klok in de keuken weleens een afwijking zou kunnen hebben. Toen ik de deur uit stapte had ik namelijk nog 8 minuten, nu ineens nog maar 5. Ik zet er dus aardig de pas in.
Er heeft zich al een flinke groep verzameld rond de trainster. Ze neemt ons mee naar een grasveldje, waar we wat oefeningen doen. Als we daar met z’n allen staan te planken, komt er nog een loopmaatje op de fiets aan. Ze vindt dat het er goed uitziet, al die plankjes.
De loopscholing doen we op een ander grasveldje. Omdat de ondergrond zacht en oneffen is, is dat toch weer anders dan op asfalt of klinkers. De trainster legt ondertussen een rij gekleurde plastic markeringen neer. Die gebruiken we voor de steigerungen.
Als we uitgesteigerd zijn, lopen we een stukje verder, precies naar de plek waar we 2 weken geleden ook met één van de andere trainers stonden. Het hoofdprogramma wordt uitgelegd en het is weer totaal anders dan vorige keer. De rechte straat moeten we op tempo uitlopen. Dan dribbelen we terug, tot de tweede afslag. Daar ga je in en loop je een blokje om op tempo, waarbij je bij de startplek uitkomt. Een stukje heen en weer dribbelen naar het andere eind van de straat maakt het setje af.
Er mag flink op tempo gelopen worden en dat laten we ons geen twee keer zeggen. Naar het einde van de straat blijkt zo’n 170 meter te zijn, dus een mooi kort stukje. Het blokje om is met 300 meter bijna het dubbele.
Ik ren achter 2 heren aan. Bij het eerste stukje lukt het me nog aardig om ze bij te houden, daarna lopen ze elke keer wat verder uit. Het loopmaatje waar ik vorige week mee samen liep, rent op haar beurt weer achter mij aan. Samen rennen we een aantal keren heen en weer, tot ze zich op een gegeven moment afvraagt of ik me nou aan het inhouden ben voor haar. Nee, zeker niet, ik moet nog best wat moeite doen om haar bij te houden zelfs. Ik ben kennelijk niet de enige die soms wat later goed op gang komt.
De tijden van het blokje om variëren van 1:14 in het begin tot 1:12 aan het eind. We houden het dus wel mooi constant. Ik ben de tel inmiddels al kwijt als de trainster aangeeft dat we nog één keer de straat heen en weer mogen doen. “Alles uit de kast!” voegt ze eraan toe. In één lange sprint ren ik naar de laatste lantaarnpaal, waar ik 36 seconden klok. Dat is 5 seconden van de gemiddelde tijd af. Nu ben ik ook wel even zo moe dat ik liever wandel dan dribbel. Ik roep wat aanmoedigingen naar de loopmaatjes die me ondertussen tegemoet komen stormen.
Als we weer wat op adem zijn gekomen, gaan we op ons dooie gemak met een kleine omweg weer terug naar de carpoolplaats waar we begonnen. Het was een pittige training, maar man, wat kan dat lekker zijn!

Plaats een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.